Brandend Rubber






Brandend rubber
Vanwege de titel van dit stukje proza zal deze plaats u bekend in de oren klinken. Zandvoort en het circuit. Maar daarmee zet ik u waarschijnlijk op het verkeerde been. Nou ja, en dat brandende rubber, het scheelde niet veel, maar roken, allemachtig, wat een stank. Maar oké, laten we bij het begin beginnen. Plaats delict inderdaad, Zandvoort. Daar woon ik sinds kort. Moet nog wennen aan de omgeving en de seizoen-drukte. Met de vele badgasten die in de meest uitzonderlijke zomerse outfits de straten en zeereep bevolken. Zo ook deze zaterdag. Gewoon even bood-schappen doen bij de supermarkt. De zon scheen met zomerse waarden zodat ik, na mijn noodzakelijke inkopen, besloot om nog even een rondje boulevard te doen. Het was nog redelijk vroeg en het is altijd leuk om even mensen te kijken en wat frisse lucht te happen met uitzicht op zee. Ik begaf mij met mijn scootmobiel, laverend tussen het slenterende en selfies schietende vakantiepubliek. Vol goede moed richting Badhuisplein waar naast de zandsculpturen de laatste attractie van de zomerkermis alweer werd afgebroken. Er stonden nu enkele kramen met kleurig uitgestalde kleding en souvenirs. Zomermarkt. Voorbij de viswagen van Boudewijn zag ik dat ook de boulevard zover het oog reikte vol stond met kramen in verschillende staten van gereedheid. Veel stonden al vol koopwaar te lonken, maar er werd ook nog druk uitgepakt en opgetuigd. De badgasten liepen al te snuffelen terwijl ik zigzaggend langzamer dan stapvoets voorbij reed. Ik passeerde dreinende kinderen met opgelaten moeders. Maar ook driekwart, korte en ultrakorte broeken die smalle, bolle en schommelende billen omspanden, al dan niet gechaperonneerd door in wijde lange korte broeken of oogverblindende shorts gestoken begeleiders. Een enkele vrachtwagen sloop nog grommend over de lichte tegels en ik ontweek een achteruitstappende belegen hippy die bezig was om zijn schilderijtjes zo aantrekkelijk mogelijk te etaleren.
Ineens reed ik ergens overheen, een hobbel rommelde onder mijn achterwiel. Het kraakte en het voelde alsof ik een lekke band had. Het schurende geluid dwong mij te stoppen. Verontrust keek ik naar de plek waar ik het euvel vermoedde, het rechter achterwiel. Ik klom uit mijn vehikel en keek of mijn band inderdaad lek was. Dat had ik al eens meegemaakt, midden in een supermarkt, en daar ben je als slechte loper niet blij mee. Maar nee, ik zag niks. Ineens dook de baard en hoed dragende hippy naast mij op en bukte. Hij raapte een voorwerp tussen mijn achterwielen vandaan en zei: 'Hier bent u overheen gereden, meneer.' Hij toonde mij een 20 centimeter grote metalen knijper zoals deze door marktkooplui gebruikt worden om windgevoelig
zeildoek stormvast te klemmen. 'Die heb ik laten vallen bij het uitladen, sorry'. Ik keek hem aan en vroeg verontrust: 'Heb ik nu een lekke band gekregen van dat ding?' De man keek nog eens naar de glimmende zwarte banden van mijn vrij nieuwe voertuig en schudde het behaarde hoofd. 'Zo te zien is er niks aan de hand, ik denk dat u rustig door kunt rijden.' Met deze voor hem afdoende verklaring draaide hij zich om en liet mij enigszins vertwijfeld achter. Je rijdt niet voor niks in een invalide voertuig. Als je er onderweg problemen mee krijgt wordt je behoorlijk geconfronteerd met je afhankelijkheid. Enigszins opgelaten klom ik weer in mijn zetel en vervolgde mijn weg langs de zonnige boulevard. Tussen het publiek viel het niet op, maar toen ik op de terugweg aan de rustige kant reed merkte ik dat mijn scootmobiel meer geluid produceerde dan op de heenweg. Ik besloot om het zekere voor het onzekere te nemen en huiswaarts te keren. Na het Badhuisplein en de rotonde bij de watertoren kon ik op het geasfalteerde fietspad weer op normale snelheid rijden met als gevolg dat mijn vehikel nog meer lawaai produceerde. Het was een laag schurend geluid. Als ik thuis was zou ik de servicedienst moeten bellen want dit klonk niet echt gezond. Ik werd gepasseerd door een Golf met een Duits kenteken. Hij remde en de uit het zijraam hangende passagier vroeg mij waar hij "das politzei" kon vinden. Mijn kennis van het Zandvoortse wegennet en de daarbij behorende officiële instanties is nog miniem dus ik moest ontkennend antwoorden. Toen ze verder reden waaide wat rook om mij heen en een flinke schroeilucht drong mijn neus binnen. 'Tjonge, jullie stinken behoorlijk,' foeterde ik, ‘wat een lucht.’
Ik vervolgde mijn weg toen iemand naast mij kwam fietsen. Een vriendelijke wat oudere man die mij waarschuwend aansprak. 'Uw scootmobiel staat in de brand!' Ik schrok mij wild! 'Wat? Sta ik in de fik!' Geschrokken liet ik mij gashandeltje los en stopte langs de kant van het fietspad. Twee dames op de stoep keken in mijn richting. Ook zij beaamde dat ik met mijn voertuig behoorlijk wat rook ontwikkelde. Ik klom uit mijn scootmobiel en keek verbouwereerd naar de plek waar de rook vandaan kwam. Wat moest er in godsnaam in brand staan. De schroeilucht stonk als brandend rubber. Leunend tegen een geparkeerde auto keek ik wat nauwkeuriger naar de plek des onheils. Tussen het wiel en de het chassis ontwaarde ik iets dat daar niet thuis scheen te horen. Er zat wat tussen! Ineens herinnerde ik mij de klem die de kraamhouder had opgeraapt. Daar zat net zo'n ding! De man had er een opgeraapt, maar een tweede was ertussen geschoten.
Tijdens het rijden was hij steeds vaster komen zitten en veroorzaakte zo vastlopen tegen de band.
Gevolg slijpen en schroeien. En roken natuurlijk, stinkende rook. En ik die arme Duitse toeristen de schuld geven. De fietser was intussen afgestapt en bukte zich toen ik aangaf naar wat ik dacht dat ertussen zat. Hij voelde of het grijze ding los zat maar trok schielijk zijn hand terug toen hij bijna zijn vingers verbrandde aan het hete ijzer. Al gauw had ik door dat dit niet zomaar was op te lossen en besloot de nood-dienst voor scootmobielen te bellen. De dames aan de kant voelde duidelijk met mij mee. 'U kunt ook naar de politie gaan,' zei een van hen behulpzaam, waarop ik riposteerde dat mijn kennis hierover door mijn korte inwonersstatus heel gebrekkig was, waarop de dame in kwestie lachend achter mij wees. Mij omdraaiend dacht ik aan de Duitse toerist toen ik schuin aan de overkant het bekende politielogo zag. Oeps! 'Woont u nog ver?', vroeg de andere vrouw. Ik wees in de richting van mijn domicilie: 'Daar, om de hoek.' Ondertussen had ik mijn telefoon uit mijn zak geworsteld en probeerde in het zonlicht het reflecterende schermpje tot leven te roepen. Gelukkig heb ik altijd het noodnummer bij de hand, in dit geval nog op een kaartje zodat ik het nummer in moest tikken. Ik geef het je te doen met die onwillige vingers van mij. Het was dan ook niet vreemd dat ik in plaats van de beoogde servicedienst een schoonmaakbedrijf aan de lijn kreeg. In de consternatie van het moment had ik dat niet meteen in de gaten zodat ik een beetje hulpeloos in de ruimte stond te praten. Uiteindelijk bood ik mijn excuses aan terwijl de vriendelijke medeleefsters lachend mijn verbale geworstel aan hoorden. Een wat forse man met een papieren tas met boodschappen stapte voor mij langs
en vroeg wat er aan de hand was. De man die mij had gewezen op mijn rookontwikkeling nam het woord en wees naar het onwillig vastlopende achterwiel dat aandacht behoefde. De man zette zijn tas voor mijn voeten waarbij een tros bananen de vrijheid koos op het warme asfalt. 'Ik werk hier verderop, maar laat eens kijken wat we kunnen doen. Hij voelde aan de nu enigszins afgekoelde dwarsligger en kwam tot de conclusie dat dit voor hem geen probleem was. Samen met de eerste hulpverlener lichtte ze mijn voertuig aan een kant op zodat het bewuste wiel los van de grond kwam. Met één hand draaide hij de glanzende zwarte band terug zodat het klemmende obstakel er tussenuit kon worden getrokken. Hij pakte de met rubber besmeurde boosdoener en kiepte hem in mijn mandje met de woorden:'Je kan weer rijden pik', pakte zijn tas van de grond, met de bananen uiteraard en verdween zonder op mijn stamelende 'bedankt' te letten uit het zicht. De dames, die alles nauwkeurig hadden gevolgd, wenste mij een alsnog goede reis toe na de opmerking dat dit in een dorp als Zandvoort zomaar kon gebeuren. Ook de eerste hulpverlener zwaaide en vervolgde zijn weg. En ik realiseerde mij, dat belangeloze hulp nog bestond en ik, net als in mijn vorige woonplaats, weer een mooi onderwerp had waarmee ik mijn avontuurlijke leven zo graag schriftelijk mee wil larderen. Een verhaaltje ter lering en vermaak. Geleidelijk aan integreren was hier het toverwoord. Met dank aan de vriendelijke onbekende Zandvoorters!

Cornelis

Geen opmerkingen:

Een reactie posten