Ideeën en hoe daar mee om te gaan
Mijn broer had een idee.
Ja, ik heb een broer. Wie niet zou je zeggen, maar er zijn nog al wat eenkinds
gezinnen waarbij een broer een utopie zal blijven. En in China is dit helemaal
een probleem. Daar heb je wel neefjes en zo, maar een broer is daar gewoon
verboden. Ho, knoop er in, geen broer, en ook geen zus. Maar dat doet hier niet
ter zake.
Ik dus wel, een broer.
Niet vreemd als je bedenkt dat wij een gezin hadden met zeven kinderen, waarvan
twee zussen. Zo is die broer, een van de vier (slim rekenwerk !) helemaal
verklaard. Nu wil ik het alleen maar hebben over die éne broer, die anderen
doen even niet mee. Trouwens, dat idee kwam ter sprake op de verjaardag van een
andere broer.
Het gesprek ging over
vroeger. Dat is doorgaans een onderwerp dat in kleine besloten kring nog wel
eens aan de orde komt. Zeker als de leeftijden ruim pensioengerechtigd zijn.
Niet allemaal, maar die van mij en mijn broer in ieder geval wel.
Mijn broer, we noemden
hem Piet, een oude, degelijke naam die in de periode dat hij het levenslicht
zag, tot de standaard namen, zoals Jan, Klaas Gerrit, Willem, noem maar op, kon
worden beschouwd. Petrus was, en is nog steeds, zijn doopnaam. Omdat wij uit
een doorsnee familie van onbemiddeld werkvolk stamden, pa en moe uit elkaar,
een alimentatie van likmevessie, soms een tientje van de pastoor, en dozen
vouwen om wat bij te verdienen, dan zit je niet in de welgestelde hoek. Ik
vertel het er even bij om aan te geven dat dit een van de redenen was dat Piet
in ieder geval geen Peter werd genoemd. Dat klonk meteen weer zo bekakt in onze
kringen. Af en toe klonk wel eens Pieter, zo van, ”he, Pieter!” begrijp je.
En dan dat idee. Hoe kom je er op. Het gesprek ging over
schrijven. Verhaaltjes, gedichten, lied teksten, ach je kent het wel. We
mochten dan van oorsprong armoedzaaier zijn, we hadden allemaal de lagere
school doorlopen, met vallen en opstaan wel te verstaan, en Piet had de tweede
klas gedubbeld, met die
verzachtende
omstandigheid dat dit in de oorlog was. Je weet wel, de tweede wereldoorlog.
Over oud gesproken!
Maar daar wordt al genoeg
over gesproken en geschreven, soms tot vervelens toe, om
maar niet te vergeten. Zo
van “dat mag nooit meer gebeuren”, en meer van die ongein. We zijn sindsdien
nog nooit zonder oorlog geweest, niet hier, maar wel daar. En overal elders. Alleen
geven ze het nu een andere naam, burgeroorlog, rebellen godsdiensttwisten
interventies. Tja...
Maar we konden in ieder
geval lezen en, niet te vergeten, schrijven. En dat is een groot goed.
Nu is het niet iedereen
gegeven om met schrijven zijn brood te verdienen. Dat hoeft ook niet. Er zijn
nog andere beroepen die een redelijk boterham met pindakaas op kunnen leveren.
Zoals daar zijn, bakker, boer, slager,schooljuffrouw (dit voor de vrouwelijke
lezers van dit stukje proza) stratenmaker, scheepsbouwer, manager,
buitenlandcorrespondent. De mogelijkheden zijn legio, weer afhankelijk van de
financiële bijdrage die pa en moe, of pa of moe, kunnen leveren bij het
instuderen van de diverse beroeps gerelateerde kwaliteiten en problemen. Niet
ieder vak leer je door te doen, sommige moeten er worden ingestampt. Ten koste
van heel veel tijd, inspanning en niet te vergeten, geld. Want diegene die jou
de weg naar het grote geld gaan wijzen willen er eerst zelf iets aan overhouden
nietwaar?
Schrijven is echter wel
een creatieve bezigheid, voor de lol, omdat je het leuk vind. Een gedachte
opschrijven, zodat je er later nog eens over na kunt denken, of die gedachte
wel correct was, of dat je het mooi had opgeschreven. Als het mooi was
geschreven kon het zomaar een gedicht zijn geworden. Konden anderen er ook van genieten, het ultieme
gevoel, iemand vind jou werk mooi! En daar kwam Piet met zijn idee. Ook hij
vind lezen leuk. Bezondigd zich wel eens aan een gedichtje, maar is
waarschijnlijk niet zo overtuigd van zijn kwaliteiten op dat gebied. Toch heeft
hij wel zo zijn ideeën. Hij zat tegenover mij en keek mij met zijn grote bruine
ogen van onder zijn zilveren krullen en wat droevige blik in de vochtige
kijkers. Hij was niet droevig, hij kijkt alleen maar zo, daar kan hij ook niets
aan doen. Hij is twee keer van de trap gevallen, misschien heeft hij daar die
blik aan overgehouden.
“Moet je horen”, zei hij,
nippend aan zijn flesje bier, “ik heb een idee”.
Eindelijk, daar komt het.
Na anderhalve pagina inleiding komt het er toch nog van, zijn idee! In de krant
er mee! De vlag gaat uit!
“Je weet dat ik niet zo’n
fanatiek schrijver ben, ik bedoel, zoals jij dat doet, dat kan en wil ik ook
niet, dus heb ik een idee, voor jou”.
Triomfantelijk slurpte hij nog
eens aan de smalle flessenhals, veegde zijn lippen af en boog zich naar mij
toe. Ik zag zijn rimpels nu wel heel dichtbij, zijn oogleden gingen ook al een
beetje hangen. Een flitsende gedachte passeerde mijn immer alerte brein: (facelift?)
nou nee, niet onze Piet. Hij is wel ijdel, maar dat zie ik hem niet doen.
“Vertel”zei ik, altijd in
voor een nieuwe inval (denkbeeld, ingeving, opwelling, vondst) “Luister”zei
hij, ”ik zat op de fiets en reed op dat smalle fietspad naar Wijk aan Zee. Je
weet wel, dat pad dat is blijven liggen na die gerenoveerde tegelpaden naast de
rijweg. Dat zo lekker slingert tussen de bomen. Je kunt niet zo ver kijken dus moet je rekening
houden met wat er na de bocht kan gebeuren. Een omgevallen boom misschien, of
een wortel die ineens omhoog is gaan groeien, en wat gebeurt? Plotseling stak
er een kikker over. Ik schrok, moest hem ontwijken. Flikker ik in de bosjes!!
KLOTEKIKKER! schreeuwde ik!”
Piet haalde even adem, en
keek mij grijnzend aan.
“Nou, is dat wat?”
Mijn hersens moesten het
gegeven even verwerken.
“Dat was het?”
Dit was incasseren
geblazen.
Wow, Briljant! Hoe kom je
er op!
Een klotekikker! En dan
te weten dat Wikipedia verteld dat de kloten van een kikker niet eens zichtbaar
zijn. Alleen na autopsie! Nou vraag ik je!
Maar Piet zo was geschrokken
van een overstekend amfibie, waarbij hij in de bosjes belandde, begon te
schelden en in een opwelling de gebeurtenis, zeg ongeval, dat tot een idee (denkbeeld,
ingeving, opwelling, vondst) promoveerde! Het zou misschien wat kunnen zijn!
Om het toch wel bizarre
gegeven in het juiste perspectief te plaatsen, in dit geval het
kikkerperspectief, gaan we nog even het een en ander doorlichten.
Ten eerste was de kikker
groot genoeg om opgemerkt te worden. Kikkers, een van de drie groepen van
amfibieën, samen met de salamanders en de wormsalamanders. Als kikkers de weg oversteken, zijn ze op pad naar een oud
vertrouwd gebied om te paren. Dit doen ze dan in grotere getale dan een,
normaal gesproken. Gelukkig doen ze dat na het oversteken, anders had het wel
eens een gestapelde kikker kunnen zijn, ze gaan soms driehoog in concubinaat.
Wel opvallend dat het er maar een was. Zou het een speciale kikker zijn
geweest, een kikker die in het echt, bijvoorbeeld géén kikker zou kunnen zijn.
Een gemankeerde prins bijvoorbeeld.
Je begint, vooral omdat
dit gebeuren zo’n reactie oproept, te twijfelen aan de juistheid van de
waarneming!
“En, zat hij er nog toen
je in de bosjes lag?”, vroeg ik. “en was je alleen?”
Piet keek even niet
begrijpend. Misschien vroeg ik iets moeilijks, en ik drong aan, “zat er geen
teller in het struweel?”
“Struweel?”. “Ja,
struweel, bosjes, struiken, takken, brandnetels, je weet wel! “. Piets vragende
blik verhelderde, “O, dat. Ja, toen ik viel hoorde ik, vlak voor ik in dat
struweel,bosjes,struiken belandde, heel eventjes “een!”, alsof iemand wilde
beginnen met tellen, en meteen daarna,
oeffff- zo’n geluid dat een leren poef geeft als je er een beetje hard
op gaat zitten. Dat hoorde ik, dacht ik, was dat dan een teller?”
Misschien leest hij toch
minder kranten dan ik dacht, anders had hij geweten dat, zodra er kikkers op
straat worden verwacht, meteen hordes vrijwilligers er op uit trekken om,
gewapend met pen en papier, te gaan turven hoeveel kikvorsen er heelhuids de
overkant halen. Met het tegenwoordige verkeer is het sowieso voor iedereen een
probleem om over te steken, laat staan voor seksueel geprikkelde amfibie!
“Dat lijkt er inderdaad
op, en daar ben jij ook bovenop gevallen! Heb je dat helemaal niet gemerkt?”
“Nou nee, ik ben op
gekrabbeld, heb mijn fiets bij het
scheve stuur gepakt, voorwiel tussen mijn knieën gehouden, stuur recht
gewrongen, kikker na een vermanende opmerking van de weg gestuurd, zo van”klote
kikker, ik had mijn nek wel kunnen breken, idioot” en ik ben weer opgestapt en
doorgereden”.
Piet keek me weer vol
verwachting aan. “Is het wat? Kun je er wat mee, enne… als je er iets over
schrijft, wel mijn naam noemen hoor, ’t was en is toch mijn idee nietwaar.”
“Of dat “klotekikker”
waard is om over te schrijven, ik denk het niet, ’t is wel wat summier, en jou
naam noemen, pffff, dat weet ik niet hoor. Ik zal er over na denken.”
2
Ik denk dat ik dit idee maar moet vergeten, ik kan er niks mee, sorry Piet,
zoals je ziet, ik doe mijn best maar het is niks geworden.
Je broer
3
Uit privacy overwegingen zijn alle namen veranderd.
De broer
Geen opmerkingen:
Een reactie posten